Uitgebreide kenmerken van de Barok:
* In de Renaissance is het zo dat 1 persoon heel belangrijk is. Het individu. In de Barok stijl is de groep veel belangrijker.
* De kunsten werken samen om één mooi geheel te krijgen van kunstwerken.
* Bij de Barok is de aandacht op God gericht, bij de Renaissance was de aandacht juist op de mens gericht.
* De Barok is dynamisch. Heel bewegelijk. In schilderijen zie je mensen, alle richtingen uitgaan. Het ziet er bewegelijk uit.
* Het gevoels- en verbeeldingsleven staat op de voorgrond. De klassieke bouwelementen blijft men gebruiken tot aan het begin van de 20e eeuw. In de Barok raken deze elementen soms los van hun functie, of hun functie wordt onzichtbaar gemaakt.
* De maten zijn meestal buiten proportioneel (Ze gaan buiten de natuurlijke maten, heel groot en kolossaal)
* Er is veel aandacht besteed aan het buitengebeuren.
* Decoratie (veel frutsels) is een zeer belangrijk element, net als ruimte- en lichteffecten.
* Andere takken van de kunst worden toegepast. Denk aan: schilderingen, op linnen, stucwerk, marmer inlegwerk, houtsnijkunst, beeldhouwkunst, meubelkunst enzovoort. De Barokschilders vervagen de omtrekken volledig. Die verdwijnen dus een beetje.
* Ze bouwen hun werk op met kleurvlekken: kleuren en lichtwerking geven diepte aan het schilderij en accentueren het hoofdmotief.
* Voorliefde voor dynamische (diagonale) composities.(heel bewegelijk)
* Religieuze, mythologische en historische onderwerpen.
* Zeer grote doeken voor de Barok altaren of voor de erezalen in paleizen.
* Plafond- en gewelfschilderingen doorbreken de architectuur. De overgang van muur naar plafond is nauwelijks te onderscheiden.
* De schilderkunst werkt op het gevoel.

barok7