Kleding

Mutsje en hoed                                              barok kleding
Typisch Hollands is de ’’vlieger’, een mantel voor de vrouw van zwarte, zware stof. Het ’lijf’ of de ’borst’ is een los kledingstuk, dat aan de vlieger vastgespeld werd. Het is fraai versierd, soms met pareltjes of edelstenen, en steekt naar voren vanaf de taille. Het haar van de dame werd weggestoken onder een mutsje. Eerst kwam de ondermuts, direct op het - vaak vieze, vette haar, daarboven een siermutsje.
De man draagt het roxken met de knielange pofbroek. Op het hoofd draagt hij een hoed van beverhaar: een ’kastoor’. Een hoedband van zilver met edelstenen versiert het hoofddeksel.

De kleermaker
Kleermakers waren in de 17de eeuw speciaal voor mannenkleding. Voor dames- en kinderkleding moest je naar de wollennaaister. Bij de linnennaaister werd linnengoed gemaakt. Ook borduren was een apart vak, door mannen gedaan: borduurwerkers.

De Gouden Eeuw
De 17de eeuw, de eeuw van de Barok, is voor de Republiek der Verenigde Nederlanden de zogenaamde Gouden Eeuw. Er ontstaat een nieuwe groep jonge, rijke kooplieden die zich gaat kleden als de adel: kleurrijke, dure stoffen en veel kant. De ouderen houden echter nog lang vast aan de kleding die tijdens de Spaanse overheersing mode was, het strenge zwarte regentenkostuum.

barok kleding 2