Het hart

Je hart is iets heel bijzonders, je hart neemt nooit rust. Al voordat je werd geboren begon het te kloppen.
Je hart is van een speciale spier gemaakt, die we de hartspier noemen. Als je groeit, wordt die hartspier ook groter. Hij is ongeveer even groot als je gebalde vuist en weegt zo’n 250 gram.

Binnenin je hart
Je hart is verdeeld in twee helften. De wand die het hart scheidt noemen we “septum”.
Elke helft is ook weer verdeeld in twee gedeelten: een bovenste kamer (=boezem) en de onderste kamer.

hartkamers1


Kleppen
Omdat het hart zo krachtig is, kan het gevaar ontstaan dat het bloed naar voren en naar achteren beweegt; dus tussen de boezem en de hartkamer (net zoals in aders en grote slagaders) bevinden zich kleppen. Ze lijken op deuren die alleen naar een kant kunnen openen (net zoals de meeste deuren bij jou thuis). Je kunt de deur openen, er doorheen gaan, maar je kunt niet terug duwen of achteruit gaan. Het resultaat is dat het bloed altijd vooruit gestuwd wordt.  

Hartspier
Anders dan normale spieren kan de  hartspier niet uit zichzelf samentrekken.
Een hartcel  kan spontaan samentrekken en ontspannen. Een bijzonder kenmerk van hartcellen is dat als er veel samen zijn, ze deze samentrekkingen naar elkaar kunnen communiceren.

Daarom kunnen alle hartcellen samentrekken op hetzelfde ritme. Op deze manier klopt het hele hart als een geheel. Ook kan geen enkel deel van het hart sneller kloppen dan een ander. Dit is vitaal voor het optimaal functioneren van het hart.