Geschiedenis van het Jodendom
Het Jodendom is een van de oudste religies. Het is een mono-theïstische godsdienst, dit betekent dat de Joden in eén God geloven. Eén van de grootste leiders was Mozes. Mozes had als taak om het Joodse volk uit Egypte te leiden en naar het beloofde land Israel te brengen.
Twee mannen hebben een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van het Joodse geloof: Abraham en Mozes.
Abraham  werd rond 1813 v. Chr. geboren in de stad Ur, gelegen in het huidige Irak. Omdat de verhalen jarenlang mondeling werden door verteld voordat ze werden opgeschreven, is er nu niet zo heel veel over zijn leven bekend.
Abraham ging eén God aanbidden i.p.v. de vele afgoden die de mensen in die tijd grotendeels aanbaden. Abraham trouwde met Sara en ze kregen een zoon, Isaak. Ze trokken weg uit Ur naar het beloofde land Kanaän.

Abraham


In dit schilderij is te zien hoe God Abrahams
Geloof op de proef stelt. Abraham moest zijn
Zoon Isaak offeren. Abraham gehoorzaamde,
Maar God zond een engel om hem tegen te
houden. Om God hiervoor te danken offerde
Abraham een ram die vast zat in de struiken.

Isaak trouwde met Rebekka en kregen een tweeling, Jakob en Esau. Jakob trouwde met vier vrouwen en kreeg 12 zonen. Jozef was Jakobs lievelingszoon, maar werd door zijn broers als slaaf verkocht. Later kwam Jozef door Gods hulp in Egypte aan de macht.
Na het overlijden van Jozef, maakte de nieuwe farao van Egypte de Israëlieten tot slaaf. Ze mochten hun God niet meer aanbidden.

God greep in en stelde een nieuwe leider aan. Dit werd Mozes. Mozes leefde ongeveer 500 jaar na Abraham. De Joden leefden in die tijd al jaren als slaven in Egypte. Mozes werd als baby door de vrouw van de farao gevonden in een mandje op de Nijl. Hij groeide op als prins bij de farao, en kwam er pas later achter dat hij eigenlijk tot het Joodse volk behoorde. Hij wilde zijn volk bevrijden uit Egypte en ging naar de farao en zei tegen hem dat Egypte getroffen zou worden door plagen als hij het Joodse volk niet liet gaan. Na tien plagen liet de farao het Joodse volk gaan, Maar hij trok er nog wel achteraan met zijn leger.
Als straf liet God het leger van de farao verdrinken in de Rode Zee.