De pest

De bevolking van Europa, 25 miljoen mensen, werd in 5 jaar tijd, - 1347 tot 1352 - met de pest besmet. De ziekte was gemakkelijk te herkennen: hoge koorts, onrust, verwardheid en bulten zo groot als een appel of een ei in hals, oksel of lies, het spugen van bloed. Op sommige plaatsen waren ook paars-zwarte verkleuringen te zien. (Vandaar misschien de bijnaam voor de pest: de zwarte dood) Niemand wist waar de ziekte vandaan kwam of wat er tegen te doen was.Tegenwoordig weet men, dat deze zwarte infectieziekten door vlooien wordt overgebracht, die op knaagdieren leven.

De belangrijkste overdrager van de pestbacterie is de rattenvlo. Mensen raakten door de beten van de vlo, of door het inademen van geïnfecteerde lucht besmet. In de 14e eeuw wist men dit niet. Toen dacht men dat deze ziekte een straf van God was voor de zonden van de mensen.

Het eerste slachtoffer:
De eerste slachtoffers van de pest werden vlug begraven. Soms bleven de lijken een tijdje op straat liggen. Hierdoor raakten veel meer mensen besmet. Toen de ziekte zich steeds verder uitbreidde, vluchtten de mensen uit hun huizen. De lucht was ook verpest door ’een ondraaglijke stank, zo afschuwelijk, dat men er misselijk door raakt’.

Een pestmeester verzorgde de zieken. Hij droeg een lange jas en een masker dat leek op een pinguïn-bek.
Dit masker was gevuld met kruiden (o.a. jeneverbessen en het boerenwormkruid) om de kwade dampen tegen te gaan.


pestmeester