De watersnoodramp

deltawerkenZaterdag 31 januari was het springvloed. Dat is een extra hoge waterstand van de zee. En er woedde die dag ook nog een noordwesterstorm. In de nacht kreeg die de kracht van een orkaan. De springvloed en de hevige storm zweepte het water van de Noordzee op. Zo hoog dat veel dijken in Nederland het begaven. Vloedgolven van soms wel een meter hoog rolden de polders in. Grote gebieden in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland overstroomden. Het zoute water sleurde alles mee.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werden veel dijken in Nederland beschadigd. Na de oorlog werd er weinig gedaan om deze dijken te herstellen. Nederland had het te druk met de 'wederopbouw'. Bruggen, wegen en fabrieken waren bijna allemaal vernield en locomotieven, wagons en vele machines waren kapot of gestolen. Het kostte veel tijd en geld om dit allemaal weer op orde te brengen. Aan de dijken waren ze nog niet toegekomen. Toen in de nacht van 1 februari het water steeg, braken deze dan ook door of zakten ineen. 1835 mensen verdronken bij de Watersnoodramp net als duizenden dieren zoals koeien, varkens en paarden.

Direct na de ramp werd begonnen met het repareren van de dijken. In het begin gebeurde dit met zandzakken. Maar al gauw stuurde de regering tractoren en andere moderne machines.
                                                                                                                  
Lang voor de Watersnoodramp van 1953 hadden dijkenbouwers het zogenaamde 'Deltaplan' bedacht. Dat was een plan om de zeearmen in Zuidwest-Nederland af te sluiten. Dat plan was nooit uitgevoerd, maar na de ramp werd er haast achter gezet. Het ene zeegat na het andere werd met dammen gedicht en alle dijken langs de Nederlandse kust werden opgehoogd. Door de Deltawerken is de kans op een watersnoodramp veel en veel kleiner.