Opdracht Geloof en kerk


Een heel opvallend kenmerk van een kathedraal zijn haar prachtige gebrandschilderde ramen en met name de enorme roosvensters boven de hoofdingang van de kerk. Deze roosvensters werden volgens vaststaande geometrische principes ontworpen. In een cirkel werd een zeshoek getekend die steeds verder in vlakken werd opgedeeld. Uiteindelijk ontstond de vorm van het roosvenster.


Voor deze opdracht mag je de volgende hulpmiddelen gebruiken: potlood, liniaal en geruitpapier van 1x1 cm.

Vragen

1. Wat is een ander woord voor zeshoek?
2. Bereken de oppervlakte van een zeshoek waarvan elke zijde 4 cm bedraagt.
Teken de zeshoek op het ruitjespapier
3. Hoeveel gelijkzijdige driehoeken passen in de zeshoek? Teken de driehoeken in de zeshoek.
4. Wat is de oppervlakte van een driehoek?
5. De zeshoek is een geometrische figuur. Welke geometrische figuren kun je nog meer in de zeshoek ontdekken?

meetkundig figuur



Monniken hadden als belangrijke taak het kopiëren van boeken. De eerste letter op een bladzijde was een echt Kunstwerk. Dit noemen we een miniatuur.
bladzijde

 
6.Voor deze opdracht heb je nodig: gekleurd papier, een kroontjespen, Oost-Indische inkt, ecoline in verschillende kleuren en een vochtig theezakje.

Maak het papier “oud “door met het theezakje over het papier te gaan. Schrijf nu de onderstaande middeleeuwse tekst over. Maak er een middeleeuws kunstwerk van.

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu.

(Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij; wat wachten we nu, oftewel: ’Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve jij en ik; waar wachten we nog op?’)


Deze regels werden omstreeks het jaar 1100 als pennenproef neergeschreven door een Vlaamse monnik die in een Engels klooster verbleef. Zijn dagelijks leven was grotendeels gevuld met het overschrijven van Latijnse en Oudengelse teksten. Af en toe moest hij de ganzenveer waarmee hij schreef aanscherpen. Op de laatste bladzijde van het boek dat hij aan het maken was, probeerde hij uit of zijn pen weer goed schreef, alvorens verder te werken. In zo’n geval schrijf je vaak het eerste dat je te binnen schiet. Bij onze monnik was dat een liefdesversje dat hij nog uit zijn jeugd in Vlaanderen kende: Hebban olla vogala… En daarmee verschafte hij de Nederlandse literatuurgeschiedenis een begin.