Flora op Ameland

Veel wind, zout water, een bewegelijke bodem zeeraketen grote temperatuurverschillen. Dat zijn in het kort de levensomstandigheden op het strand. Het zijn dan ook maar een paar soorten dieren en planten, die het er uithouden. Elk op zijn eigen manier hebben ze zich gewapend tegen het geweld van de zee, zand en wind.
Een aantal planten, zoels zeeraket en loogkruid groeien alleen daar. Andere, zoals helm en zandhaver hebben enorme vertakte wortels om zoet water op te sporen en zo te overleven. Biestarwegras heeft ook zo’n wortelstelsel, terwijl de stengels steeds ruzie hebben met het zand, dat hen onderstuift. Ze houden veel zand vast en zijn zo de bouwers van de duinen. Biestarwegras groeit dan ook alleen daar. In duinpannetjes, waar het minder stuift en waar al wat meer zoet water is groeit het niet meer.

Jonge duinen.

Achter de eerste duinenrij ligt een bijzonder gebied. Het is een beetje een tussengebied, een beetje zout/een beetje zoet, plekjes in de wind/ uit de wind, plekjes in de zon/in de schaduw.
Er is daar ook verschillende begroeiing. Op de zuidhellingen van de duinen groeit alleen buntgras en zegge’s. Deze planten kunnen goed tegen de zon en warmte.                                                        korstmos
Er groeien ook korstmossen, dat is een samenwerking tussen een plant en een schimmel. De korstmossen kunnen voedsel uit de lucht halen. Ze houden regen en dauw vast, ze hebben geen wortels. Korstmossen zijn belangrijk, om de verstuiving van zand tegen te gaan. Je moet er daarom niet op lopen.
Achter de eerste duinenrij kom je ook de eerste struiken tegen. Duindoorn met oranje bessen is de belangrijkste.

Grijze duinen.
grijze duinen
Dit is het gebied van de heide. Ook de eerst bomen grijpen hier hun kans. De berk en de eik en de mens heeft de naaldbossen aangelegd.
De lager gelegen plaatsen in de oude duinen zijn vochtig en moerassig. Je vindt daar veel zeldzame planten, onder andere orchideeën.

Bossen.

Van oorsprong komen er op de Waddeneilanden nauwelijks bossen voor. De meeste bossen zijn door de mensen aangeplant In de bossen groeiden dan ook eerst nog veel duinplanten. Nu worden ze verdrongen door echte bosplanten. Mossen, varens en kamperfoelie. De bossen trekken veel vogels aan.

Polders en houtwallen.

Achter de duinwal slibde duizenden jaren geleden kleideeltjes aan. Zij vormden de kwelders. De kwelders kwamen steeds hoger te liggen en de mensen gingen er hun vee laten lopen en gebruikten het land om voedsel te verbouwen. Om het land en zichzelf te beschermen tegen de zee, bouwden de mensen dijken. Daardoor ontstonden de polders. Om het vee en de landbouwgronden te beschermen, werden kleine stukken land omgeven met wallen met elzenbomen. Nu vindt men eigenlijk dat dat allemaal weer moet veranderen, de stukjes grond tussen de wallen zijn te klein, maar er zijn veel planten en dieren die het er fijn hebben, dus wil men het toch zo laten. Van sommige stukjes hebben ze wel wat grotere stukken gemaakt

Wad en kwelders.

Op het wad heeft de mens weinig invloed. Wind, water, zout en getij zijn hier de baas. Veel planten kunnen niet tegen het zoute water en zoeken het dus verder landinwaarts. Zeekraal kun je er nog vinden en zoutmelde, zeealsem en lamsoor. Hoe verder je bij de zee vandaan gaat, hoe meer planten er kunnen leven.                         

zeekraal