De Romeinse samenleving

De Eburonen.
1e eeuw voor Christus.
In de eerste eeuw voor Christus werd Limburg onder anderen bewoond door de Aduatiken en de Nerviërs. Zij bleven echter niet lang.
Na hen kwamen de Eburonen. Zij woonden in gehuchten en in alleenstaande boerderijen.
Vanaf 58 v Chr. kwamen de Romeinse legers vanuit Frankrijk omhoog richting Limburg. Julius Caesar nam het gebied in met zijn leger en verplichtte de Eburonen om belasting te betalen; ze moesten graan af staan. Hier waren de Eburonen niet blij mee, en daar kwam Julius Caesar dan ook snel achter.
Rond 54 v. Chr. kwamen de Eburonen onder leiding van Ambiorix in opstand tegen de legioenen van Julius Caesar. Ze lokten een Romeins leger van ongeveer 5000 man uit hun kamp, en maakten het volledig af.
Caesar besloot wraak te nemen en stuurde 3 jaar lang leger na leger richting de Eburonen. Tot 51 v. Chr. werden de Eburonen opgejaagd en uitgemoord.
De Eburoonse bevolking werd steeds kleiner, en verdween uiteindelijk.

De Romeinen.
12 v Chr tot 406 na Chr.
Vanaf ongeveer 12 v. Chr. vestigden de Romeinen zich in Limburg. Hier heersten zij ruim 400 jaar.

Leger.
De Romeinen hadden een sterk leger, waarmee ze een groot deel van Europa hadden veroverd. Dat kwam omdat de soldaten niet alleen goed getraind waren, maar ook de beschikking hadden over sterke wapens en een goede uitrusting.

romeins legerromeinse helm

Wonen.
Om ervoor te zorgen dat er voldoende voedsel voorradig was, bouwden de Romeinen villa`s. Met een villa bedoelen we een grote boerderij die hoorde bij het Romeinse bestuur.
Dat konden grote stenen boerderijen zijn, met mooie dakpannen en zuilengalerijen langs het hele huis. Maar het konden net zo goed de oude houten boerderijen zijn die er al jaren stonden.

Zo`n villa werd vaak bewoond door een oud-soldaat van het Romeinse leger. Als zij te oud waren voor het leger, kregen zij een stuk grond van de regering en moesten daarop graan gaan verbouwen. Hierdoor had de oud-soldaat weer geld, want hij verkocht het graan, en de mensen in de omgeving hadden te eten.
De meeste villa`s lagen in Zuid-Limburg. Bij opgravingen zijn er bijna 30 gevonden. Dat is waarschijnlijk maar een klein deel van het echte aantal villa`s dat er vroeger heeft gestaan.
Een gemiddelde villa had zo`n 50 tot 100 hectare land waarop men verbouwde. In Voerendaal heeft men de grootste villa gevonden, deze bestond zelfs uit 250 hectare grond!!!
Op een villa had men veel paarden, ossen, muildieren en ezels en vele soorten werktuigen en gereedschappen.
Je snapt dus wel dat men veel schuren en opslagplaatsen moest hebben bij een villa.

Dorpen en steden.
Door de komst van de Romeinen veranderde er veel in Limburg. Waren er eerst alleen maar kleine dorpjes die leefden van de landbouw, nu kwamen ook de steden in opkomst.

Colonia.
De colonia (stad) was een nederzetting van Romeinen, waarin veelal mensen woonden die niet leefden van de landbouw. Hier leefde men van de handel, nijverheid en verzorging.
In een stad zag je ook veel andere invloeden van de Romeinen; ze bouwden badhuizen, tempels, een gemeentehuis en een rechtbank. Het werd een echt centrum waar de mensen samen kwamen. Dat kwam vooral omdat op de grote markt bijna dagelijks een markt gehouden werd, en dus mensen van alle kanten hiernaar toe kwamen.
Nijmegen is een van die colonia`s die de Romeinen hebben gesticht. Maar ook Xanten (bij Venlo), Aken en Keulen zijn overblijfselen van de Romeinse tijd.

Vicus.
In Limburg lagen geen Romeinse steden. Wel waren er veel steden die kenmerken vertoonden van een colonia, ze waren alleen veel kleiner. Voorbeelden hiervan zijn Heerlen en Maastricht. Maar ook Venlo, Heel en Melick hebben er wat van weg.
Deze dorpen, ook wel Vicus genoemd, lagen langs de wegen die naar de grote steden leidden. Vandaar dus dat ze ook wel wegdorpen werden genoemd.

Wegen.
Om ervoor te zorgen dat de Romeinse legerkampen voldoende voorraad hadden en dat ze zich snel kon verplaatsen, waren er goede wegen nodig.
De landweggetjes tussen de boerderijen en kleine dorpjes waren hier niet geschikt voor. Daarom moesten de Romeinse soldaten in de rustige tijden flink aan het werk; zij moesten nieuwe wegen aanleggen en bruggen bouwen. De wegen bestonden uit een grintlaag van zo`n 10 cm en waren vaak wel 5 tot 10 meter breed!!!

peutingerkaartDoor vele vondsten van archeologen, zoals bij Heerlen en Maastricht, hebben wij veel informatie gekregen over de belangrijkste wegen in die tijd.
De Peutingerkaart is hier een goed voorbeeld van. (zie plaatje)
Het is een Middeleeuwse kopie van een Romeinse wegenkaart. De steden en plaatsen zijn met dikke strepen verbonden en naarst die strepen staan de afstanden in cijfers.

Een van de belangrijkste wegen van toen was die van de Franse kanaalkust bij Boulogne-sur-Mer tot aan de Duitse stad Keulen. Deze weg van zo`n 450 kilometer, liep ook door Maastricht en stak hier de Maas over. Hierdoor ontstond een goed wegennet, waardoor de handel nog beter verliep. Daarbij konden de legers zich nu ook gemakkelijker verplaatsen.

Als je door Limburg rijdt of wandelt zul je vaak nog overblijfselen van deze wegen terugvinden. De Romeinen zetten namelijk stenen langs de kant van weg waarop stond hoever je nog moest reizen totdat je bij het volgende dorp of kamp was, en veel van deze stenen staan er nu nog.

Geloof.
De Romeinen waren grote aanbidders van verschillende goden. Zij geloofden dat je voor ieder aspect een verschillende goed had. Zo hadden zij goden van: de liefde, de oorlog, de handel, de jacht, het huis en haard.
In hun huizen hadden ze vaak een soort van huisaltaar waar de goden vereerd werden. Hier stonden allerlei beeldjes van de goden en daarbij legde men dan bloemen en eten als offer aan de goden.
De Romeinen vonden het niet erg als een volk ook hun eigen Goden bleef eren, zolang ze ook maar de Romeinse goeden zouden eren.
Dat was ook zo in Limburg. Hier hadden de mensen al hun eigen goden. Deze goden worden de inheemse goden genoemd.
Nehelennia is hier ene goed voorbeeld van. De bewoners van Limburg eerden haar als zij een wens hadden, bijvoorbeeld als zij succes wilden wensen voor een lange handelsreis.
Zo kwam het dus dat men in Romeins Limburg zowel de officiële Romeinse goden en de inheemse goden eerde.

Begrafenis.
De Romeinen geloofden in het leven na de dood, en zij wilden er dan ook voor zorgen dat het graf een soort van huis na de dood zou zijn.
De dode kreeg dan ook veel spullen mee in zijn graf, variërend van kleren, eten, drinken tot wapens en sieraden.
De nabestaanden maakten veel werk van de begrafenis, omdat ze de overledene een mooi afscheid wilden geven.
Op ieder graf kwam een grafmonument te staan. Dit waren vaak stenen, waarin de naam van de overledene was gekrast. Omdat iedere steen weer anders was, waren de graven vaak de moeite waard om te bekijken.

Waar je begraven werd, hing af van het feit hoeveel geld je had., Was je rijk, dan kwam je vlak naast de weg te liggen, zodat de voorbijgangers je graf goed konden zien. Maar als je arm was, dan lag je veel verder weg in het weiland.
Opstand van de Bataven.
In 68 na Chr. stierf keizer Nero, hij was destijds de leider van de Romeinen. Er ontstond een burgeroorlog over het feit wie hem op zou volgen.
De Bataven waren een volk die leefden in de Betuwe, bij Nijmegen. Zij probeerden al lange tijd om Limburg binnen te vallen, en dit was de perfecte kans! Onder leiding van Julius Civilis vielen zij in het voorjaar van 70 na Chritsus Limburg binnen. Hierbij kregen zij hulp van de Cananefaten en de Friezen.
Heel even werd Limburg bewoond door de Bataven, maar niet voor lang, want de Romeinen sloegen terug en wonnen.