Welke dieren zijn er nog meer in het bos?
Bijen                                                                         bijen
Bijen zoemen van bloem tot bloem om nectar te verzamelen. Op die tochten nemen ze met hun borstelige vacht ook stuifmeel mee. Op die manier werken ze mee aan de bestuiving (voortplanting) van de bloemen. Bijen bouwen een woning die bestaat uit cellen van was. Die was komt uit de klieren in hun achterlijf. In een groot aantal van deze cellen wordt de honing bewaard (honingraat). In andere cellen legt de koningin haar eitjes, groeien de larven op en ’wonen’ de andere bijen. Net als wespen en mieren leven bijen in een streng georganiseerde staat. De koningin legt de eieren en de werkbijen (darren) zorgen voor de woning, het broed en de voorraad.
Als een bij een voedselbron heeft gevonden, geeft ze haar soortgenoten informatie over de afstand en de aard daarvan. Ze maakt een speciale rondedans om de afstand aan te geven. De geur van de vindplaats die ze bij zich draagt wijst de anderen daarna de weg. Ligt de bron verder dan 100 meter weg, dan maakt ze een soort kwispeldans. De andere bijen kiezen dan zonder moeite de route naar de aangegeven plaats. Met hun samengestelde ogen kunnen ze hun koers bepalen op het licht en de invalshoek van de zon. Zelfs als deze schuil gaat achter de wolken

Wespen
Wespen hebben hun nest in de grond, in holle bomen of als een bol bungelend aan een boomtak. In de herfst is het nest leeg en kun je het voorzichtig uit elkaar pluizen. Je ziet dan dat het is opgebouwd uit materiaal dat veel lijkt op papier. De wespen maken dit materiaal uit stukjes schors en hout dat ze eerst fijn kauwen. Een wespennest bestaat uit verschillende afdelingen. De bovenste etage is het eerst gebouwd.
De wespenkoningin overwintert op een beschut plekje, bijvoorbeeld een boomspleet. Al vroeg in het voorjaar ontwaakt ze om te beginnen aan het stichten van een wespenstaat. De eerste weken bouwt ze de eerste etage van een nieuwe woning die bestaat uit kleine zeshoekige kamertjes (cellen) In elke cel legt de koningin een eitje. Als hieruit kleine larfjes komen moet de koningin op jacht. Ze vangt vliegen en muggen en kauwt die tot een vleespapje voor het jonge broed, dat uitsluitend vleesvoeding krijgt. Volwassen wespen snoepen veel zoetigheid zoals honing en limonade.
In het begin van de zomer zijn de eerste larfjes volwassen wespen geworden. Zij helpen dan mee bij het bouwen van het nest en het verzorgen van het broed.
In het najaar is de wespenstaat tot vele duizenden leden aangegroeid. Met de eerste nachtvorsten sterven ze bij honderdtallen. Slechts de koninginnen blijven over om in het volgende voorjaar weer nieuwe staten te stichten. Deze worden gevestigd in nieuwe wespenpaleizen. De oude worden niet weer betrokken.

Spechten
spechtenAls je een roffelend geluid hoort zit er een specht in de buurt. De grote bonte specht hamert in het voorjaar snel achtereen op een dorre tak om de aandacht van een vrouwtje te trekken. Soms maakt hij wel 600 roffels per dag. Als ze elkaar gevonden hebben hakken mannetje en vrouwtje een nest in een boomstam, altijd meer dan vier meter boven de grond. De ingang van het nest van de bonte en de groene specht is rond, maar ovaal bij het nest van de zwarte specht. Het vrouwtje legt 4-8 eitjes.
De specht kan heel goed insecten vangen. Hij haalt ze met zijn lange, kleverige tong onder de schors of uit de boom vandaan. De groene specht zie je vaak in de buurt van een mierennest. Hij wacht tot zijn lange kleverige tong met krioelende mieren bedekt is om ze dan vlug naar binnen te werken. Dikwijls hakt hij grote gaten in de mierenhopen om bij de cocons te kunnen komen. ’s Winters richt de specht zijn ’spechtensmidse’ in. Hij klemt een dennenappel vast in een barst in de schors van een boom of in een gespleten tak. Dan haalt hij met zijn sterke snavel de schubben er af en eet de zaden op.

Boomklevers
De boomklever kan ondersteboven langs een stam boomkleversnaar beneden lopen. Hij heeft een blauwgrijze rug en een lichte onderzijde. Bij het mannetje zijn de flanken roodbruin en bij het vrouwtje roestbruin. Vaak nestelt de boomklever in een oud spechtenhol. Als de opening te groot is vult hij deze op met klei, modder en vezels tot het gat de juiste doorsnede heeft. Het vrouwtje legt ongeveer 6-8 eitjes. Het mannetje valt elk ander mannetje aan dat zijn uitgestrekte territorium binnendringt.
In de herfst verzamelt de boomklever hazelnoten, eikels en zaden voor de winter. De eikels en hazelnoten breekt hij open door ze vast te zetten in en spleet in de boomschors en er met de snavel op te hameren.

Nachtegalen
nachtegalenDe nachtegaal staat bekend om zijn opvallend mooie zang. Wanneer alle andere vogels zijn gaan slapen, begint de nachtegaal te zingen. Je kunt hem echter ook overdag horen. Als je 1 keer een nachtegaal hebt horen zingen, herken je zijn zang vrij snel. Zijn zang is rijk gevarieerd, met klokkende, trillende fluittonen. Elke nachtegaal heeft zijn eigen melodie, die weer wisselt wanneer het dag of nacht is. Half april komt de nachtegaal naar ons land en eind augustus is het al weer afgelopen met zijn schitterende zang, want dan vertrekt hij naar Afrika.
De jonge nachtegaal lijkt een beetje op het roodborstje, alleen iets groter en met een roestbruine staart. Mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. De nachtegaal bouwt een vrij ’los’ nest in dicht struikgewas tussen netels en bramen. Het vrouwtje legt 4-6 eitjes.

Merels
De merel was honderd jaar geleden een zeldzame vogel die je alleen in het bos tegenkwam. Vandaag de dag is het een van de meest algemene vogels. Regelmatig zie je een merel rondhuppen op het grasveld, zijn kopje een beetje schuin om de regenwormen beter te kunnen ontdekken. De merel zit meestal in het topje van de boom of op de hoogste punt van een dak. Vanaf deze plek kun je hem al lang voor zonsopgang horen zingen. Hij houdt pas op met zijn avondlied als de laatste zonnestraaltjes zijn verdwenen. De zang van de merel is zeer melodieus met zeer lange fluittonen.
Het mannetje van de merel is helemaal zwart en heeft een oranjegele snavel. merelsHet vrouwtje is donkerbruin en heeft een bruine snavel. De merel bouwt zijn nest van gras, dorre blaadjes en twijgjes in een struik of een kleine boom. De binnenkant van het nest wordt bekleed met modder en droog gras. Af en toe begint hij in zijn nest opnieuw te modelleren in de vorm van een schaaltje. Het vrouwtje legt 4-6 eitjes.

Koekoeken
De koekoek is een vogel die zijn eieren in nesten koekoekvan andere vogels legt. Ook de zorg voor zijn eieren en jongen laat hij over aan andere vogels. In het begin van de lente komt de koekoek terug uit Afrika. Het koekoeksvrouwtje zoekt een nest uit van een bepaalde vogelsoort. Dan verwijdert ze een van de eitjes en legt haar eigen ei in het nest. Zo gaat ze door tot ze al haar eieren heeft gelegd. Elk ei in een ander nest. Zodra het koekoeksjong is uitgekomen gooit het de overige eieren of jongen het nest uit. Half juli, als het koekoeksjong nog door zijn pleegouders wordt gevoerd, trekken de koekoeken zuidwaarts. De jonge koekoeken vertrekken pas half september.
De koekoek roept zijn eigen naam. Hij doet dit met gesloten snavel, zowel wanneer hij stilzit als wanneer hij vliegt.

Roodborstjes
roodborstjeHet roodborstje heeft een rode borst, een rood voorhoofd en een effen olijfbruine bovenkant. Mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. Ze hebben een lange dunne snavel, die uitstekend geschikt is om insecten mee te vangen. Zaadjes kunnen ze er echter niet mee openbreken. Het roodborstje zingt bij voorkeur in de ochtend. Die zang begint met een aantal hoge tonen en eindigt met getsjilpt. Het roodborstje nestelt in holle bomen, houtmijten, nissen, dichte heggen etc. Omdat de nesten zo dicht bij de grond liggen, worden ze vaak leeggehaald door katten en gaaien. Het roodborstje legt 5-7 eitjes. Het roodborstje is niet bang voor mensen. Als je op een bankje zit komt hij rustig bij je rondhuppen op zoek naar wormen en larven. Hoewel ze er lief en aardig uitzien met hun grote zwarte ogen zijn het vrij agressieve diertjes. Ze schrikken er niet voor terug om andere roodborstjes of grotere vogels aan te vallen wanneer ze zitten te broeden of jongen hebben.

Winterkoninkjes
Het winterkoninkje is een levendig vogeltje, dat winterkoninkjerondscharrelt langs heggen en tussen kreupelhout. Als je dus geritsel op de grond hoort en je ziet iets bruins heen en weer schieten, dan is het misschien wel een winterkoninkje dat met zijn lange spitse snavel op zoek is naar insecten in spleten en scheuren.
Het winterkoninkje is het op een na kleinste vogeltje van Europa. Zijn bovenkant is roodbruin en zijn borst en keel zijn grijsbruin. Het staartje staat rechtop. Het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit. Het kogelvormig nest wordt door het mannetje gebouwd. Het ligt altijd dicht bij de grond, bijvoorbeeld tussen de wortels van een door de storm gevelde boom. Het vrouwtje legt 6-7 eitjes.
Hij heeft een zeer luide zang met hoge trillers. Af en toe onderbreekt hij zijn gezang met een ’tikkende’ roep die doet denken aan het opwinden van een klok.

Eksters
De ekster heeft een lange puntige staart. Hij wordt ook wel de pauw van het noorden genoemd vanwege zijn mooie glanzende verenpracht. Vooral als de zon schijnt, kun je de groene staartveren en purperen vleugelveren zien glanzen. eksterMannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit. Ze bouwen een groot en stevig nest, hoog in een boom, meestal een populier. De ekster legt 6-8 eitjes.
Op de grond hupt de ekster zijwaarts. Hij vangt kleine dieren zoals muizen, slakken, en hij plundert ook nesten voor de eieren en de jongen. In het voorjaar verzamelen de eksters zich in grote troepen, van meer dan 100 vogels. Met veel kabaal (tjat-tjat-tjat) en vertoon zitten ze elkaar achterna. Misschien kiezen de jonge eksters tijdens deze langdurige vluchten wel hun wijfje. Een eksterpaar blijft elkaar trouw.

Uilen
Uilen zijn nachtbrakers. Ze hebben geen last van uilhet donker. Zelfs bij het kleine beetje licht van de sterren kunnen ze genoeg onderscheiden. Hun ogen staan niet, zoals bij de meeste vogels, aan de zijkant van de kop, maar meer naar voren gericht. Daardoor kunnen ze beter diepte zien en de afstand tot een hindernis of een prooi schatten.
Als het donker is verlaat de uil zijn ’roestplaats’. Langzaam en geruisloos vliegt hij over zijn jachtterrein en hoort zelfs het zachtste geluidje Als hij bijvoorbeeld een muis hoort, blijft hij klapwiekend op een plaats in de lucht staan ’bidden’, om precies te kunnen horen waar zijn prooi zit. Dan trekt hij zijn uitgespreide vleugels in, duikt op zijn prooi en grijpt hem met zijn klauwen. De muis is door die vlijmscherpe klauwen op slag dood. Het mannetje brengt hem naar zijn nest. Het vrouwtje scheurt de prooi in stukjes en verdeelt hem onder haar jongen. De sterkste krijgt steeds als eerste eten. De anderen moeten vaak tevreden zijn met de restjes. Vier weken later zijn de jongen al zo groot dat ze een hele muis in een keer kunnen doorslikken. Omdat uilen hun prooi vaak in zijn geheel inslikken blijven de onverteerbare stukjes in hun maag achter. Na een tijdje spuugt hij een klontje haren en botjes uit: een braakbal of uilenbal. Als je een braakbal vindt en uit elkaar pluist kun je precies zien wat de uil gegeten heeft.

Vlinders
vlinderVlinders brengen stuifmeel van de ene bloem naar de andere. Op die manier zorgen ze voor de bestuiving (bevruchting). Ze gaan daarbij af op de kleur van de bloemen en de geur van de nectar die ze waarnemen met hun voelsprieten. De smaak proeven ze niet met hun tong, maar met de zintuigcellen die in de haartjes van de poten zitten. De tong dient alleen om de nectar, die soms diep in de bloem zit, te pakken te krijgen. Daarom hebben ze een extra lange tong die uitgerold kan worden.
Dagvlinders hebben over het algemeen meer opvallende kleuren dan nachtvlinders. Door hun kleurpatronen vallen dagvlinders nauwelijks op als ze op een felgekleurde bloem zitten. Sommige vlinders hebben grote ogen op hun vleugels, waarmee ze vijanden kunnen afschrikken (bijvoorbeeld de nachtpauwoog).
Er zijn vier belangrijke stadia in het leven van een vlinder. Hij wordt geboren uit een ei als rups. Die rups vreet zich vol aan diverse bladeren en spint zich dan in tot pop (cocon). In herfst en winter zie je die cocons wel eens onder de bladeren hangen. In die cocon gebeurt van alles tot er in de lente een mooie vlinder uit kruipt. Die vlinder paart en legt eitjes en dan begint de kringloop weer van voren af aan.