De bossen in Europa.

De Europese bossen worden gematigde bossen genoemd, omdat ze liggen tussen de bossen in koude streken en de tropische wouden.

Ze zijn verschillend, omdat de groei afhankelijk is van de hoogte, het klimaat en de grond.
Er zijn 5 hoofdsoorten:
1. naaldbos op de heide.
2. gemengd bos rond de Middellandse Zee.
3. loofbos op vlakten.
4. gemengd bos in het middelgebergte.
5. naaldbos in het hooggebergte.
Nederland bestaat voor 9 % uit bos. Frankrijk voor 25%!!!


De strijd om het bestaan.

Bomen leveren een strijd om het zonlicht te veroveren. Door een opbouw in lagen verdeelt de plantenwereld het licht.
We onderscheiden 4 lagen:
1. de boomlaag, die wordt gevormd door de grote bomen.
2. de struiklaag, die wordt gevormd door jonge bomen en struiken.
3. de graslaag, die bestaat uit bloeiende kruiden, zaailingen van bomen en grassen.
4. de moslaag, die bestaat uit mossen, zwammen en korstmossen.


Het ontstaan van een boom.

Bomen hebben voortplantingsorganen. We noemen ze bloemen, katjes of kegels. Ze hebben vaak geen blaadjes en je ziet ze soms bijna niet. Ze zitten meestal aan de uiteinden van de takken.
Er zijn 2 soorten:
1. eenhuizige soort: de boom draagt vrouwelijke en mannelijke bloemen, zoals de eik en de spar.
2. tweehuizige soort: één boom draagt maar één soort bloemen, mannelijke of vrouwelijke, zoals de wilg en de populier.

Bestuiving.
De piepkleine stuifmeelkorrels die uit de meeldraden van de mannelijke bloemen komen, worden verspreid door de wind of insecten. Zo komen ze bij de vrouwelijke bloemen en bestuiven deze.

Vruchtvorming.
We nemen als voorbeeld de zomereik. Die vormt vanaf z’n 60e jaar, elke 2 tot 15 jaar vruchten.De bestoven bloemen worden eikels. De eikel is het zaad. In de herfst valt de eikel en ontkiemt. Soms wordt hij verplaatst door een vogel of door een eekhoorn.
Een ander voorbeeld is de den. Deze vormt vanaf z’n 50e jaar, elke 2 tot 5 jaar vruchten. Na de bestuiving ontstaat er een kegelvormige vrucht uit de vrouwelijke bloeiwijze. Van deze kegel heeft ieder schubje 2 gevleugelde zaadjes. Deze zaadjes worden verspreid door de wind.


Het ontkiemen.
De zaadjes hebben vocht nodig om te ontkiemen. Het jonge plantje ontwikkelt zich, vormt een steel en wortels met voedingsstoffen die afkomstig zijn uit de zaadlobben. Als dit voedsel op is nemen de wortels het over. De wortels halen dan het voedsel uit de grond.


Naaldbossen.

Natuurlijke oernaaldbossen vinden we vrijwel nergens meer in Europa. De naaldbossen in onze omgeving zijn door de mens aangeplant als timmerhout. De rechte stammen van naaldbomen zijn gemakkelijk tot lange planken te verzagen en het afval hout wordt gebruikt om papier van te maken. De meeste naaldbossen zijn erg donker omdat de bomen bladhoudend zijn en altijd vrij dicht op elkaar groeien. Naaldbossen komen het meest voor in de koudere klimaatzones en op grotere hoogt. Ze hebben voldoende aan een schrale ( niet zo vruchtbare) grond. Er leven veel diersoorten in de naaldbossen, onder andere marterachtigen.

spar1

spar2

spar3


Loofbossen.

Lang geleden was heel Europa bedekt met loofbossen. Toen de mensen steeds meer leerden over landbouw, werden er bossen geveld om op de vrijgekomen grond andere gewassen te verbouwen. Open plekken begroeiden met grassen en vormden weidegronden voor het vee. De rest werd gebruikt voor de jacht, of voor brand- en timmerhout. De bossen die we tegenwoordig nog zien zijn geen van alle meer natuurbossen, maar door de mensen aangeplant. Het duidelijkste kenmerk is, dat de bomen allemaal in keurig rechte rijen staan. Er zijn veel verschillende boomsoorten. Meestal zijn de bossen per soort geplant.

zomereik1

zomereik2

zomereik3