Brons- en IJzertijd
Bronstijd (2100 v. Chr tot 700 v. Chr.)
en
Ijzertijd (700v. Chr tot 12 v. Chr)

Gebruikte men eerst veelal vuursteen voor het maken van wapens en gebruiksvoorwerpen, omstreeks 2100 voor Christus ontdekte men brons.
En rond 700 voor Christus kwam ook ijzer steeds meer in gebruik.
Toch veranderde daardoor niet zoveel aan de leefwijze van de mensen.
Ze bleven jager-verzamelaar en deden daarnaast veel aan akkerbouw en veeteelt.
Naarmate de bevolking groter werd, ging de landbouw wel een grotere rol spelen. Hiermee kon je veel gemakkelijker grote groepen mensen mee voeden.
Brons.
Omstreeks 2100 v. Chr. kwam de bewerking van brons opzetten in Limburg. Wapens, werktuigen en sieraden werden sindsdien steeds meer van brons gemaakt. Brons bestaat voor ongeveer 85% uit koper en 15 % uit tin. Dit mengsel wordt boven hoog vuur gesmolten en zo kun je het in een mal (een vorm) gieten. Als het afgekoeld is, kun je het bronzen voorwerp uit de mal halen en kun je het gebruiken.
bronsgereedschap
Het heeft een aantal voordelen in verhouding tot steen:
- Het kan in elke gewenste vorm worden gegoten.
- Het breekt minder snel.
- Het is eenvoudiger te slijpen.
- Het kan worden omgesmolten en weer opnieuw worden gebruikt

Nadeel ervan is dat koper en tin niet in Limburg voorkwamen en dus moest men hier via ruilhandel aan zien te komen.
Koper kwam vooral uit Centraal-Europa en Groot-Brittannië. Tin kwam vooral uit Frankrijk of Cornwall.
In de vorm van bronzen bijlen is een duidelijke ontwikkeling te zien. Werden eerst de stenen bijlen nog precies nagemaakt, later ontdekte men dat je met gieten veel meer vormen kon maken.
Dit zorgde er voor dat je minder brons nodig had en dat de bijl steeds beter aan de steel bleef zitten.
Van de vlakke bijl gaat de ontwikkeling via rand-, hiel-, en vleugelbijl, naar de kokerbijl.
Bij een kokerbijl wordt de steel in de bijl gemaakt, zodat de steel tijdens het kappen niet meer kan splijten.

IJzer.                                                           ijzer
Omstreeks 700 v Chr. begon het gebruik van ijzer voor gebruiksvoorwerpen in Limburg op te komen.
Als grondstof voor ijzer heb je ijzererts nodig, een soort poeder dat je door middel van hitte komt omsmelten tot ijzer. En dit was te vinden in de moerassen in Limburg.
Voordeel van ijzer was dat je het niet zoals koper hoefde te vermengen met andere metalen. Daarbij kwam dat ijzer harder is dan brons, waardoor het dus erg geschikt is voor het maken van wapens en werktuigen.
oven

Het grootste nadeel was dat ijzer moeilijk uit het erts te winnen was. In deze tijd bouwden de smeden oventjes in een kuil.
In zo`n oventje werden om en om lagen houtskool en ijzererts gelegd. Via een pijp, ook wel blaasbalg genoemd, blies de smid lucht naar binnen, waardoor het vuur goed brandde. Hierdoor werd een temperatuur van zo`n 1100 graden bereikt. Maar zelfs die temperatuur was niet hoog genoeg om alle ijzer te smelten.
Als de smid klaar was, lag er dan ook een grote klomp onzuiver ijzer onderin de oven. Hier moest de smid dan op slaan met een hamer, om alle onzuiverheden eruit te hameren, waarna hij het weer ging smelten.

Verschillende volkeren.
De mensen die na de Bandkeramiekers in Limburg leefden werden ingedeeld in verschillende groepen. Hun naam dankten ze, net als de Bandkeramiekers, aan de vorm en versieringen van hun aardewerk.
Er waren groepen die hun naam kregen door de plaats waar hun aardewerk voor het eerst werd gevonden, zoals: Rössen-cultuur, Michelsberg-cultuur, Stein-groep.
Andere groepen kregen hun naam van een speciaal type pot, zoals: de Standbeker-cultuur en hun Standvoetbekers en de
Klokbeker-cultuur en hun Klokbekers.
Hiernaast zie je zo`n Klokbeker.

Er zijn veel vindplaatsen bekend, maar de opgravingen van nederzettingen leverden geen duidelijke sporen van bewoning op. We weten dus veel minder over hun leefwijze dan van de Bandkeramiekers.
                                                                 

Urnenvelden.
In de Bronstijd werden de doden verbrand. Het as van de overledene werd in een pot gedaan (een urn) en deze werd dan bedekt met een grote heuvel. Na een tijdje werden deze heuvels steeds kleiner. Soms lagen er tientallen van deze urnengraven bij elkaar, dit noem je een urnenveld.
Het grootste urnenveld uit Limburg ligt bij Weert. Het bestaat maarliefst uit 28 hectare grond en heeft zo`n 700 tot 1000 heuveltjes.
Vaak werden familieleden bij elkaar begraven, waardoor de heuvels soms heel groot werden.

bronstijdkaart