Krijt

mergelDe Krijt-periode,130 miljoen jaar geleden, ontleend zijn naam aan de vorming van krijt. In de rotslagen uit deze tijd is witte, zeer zuivere kalksteen gevonden. Dit krijt werd gevormd in een heldere, warme zee.
Dit krijt bestaat, onder een microscoop gezien, uit hele kleine stukjes van gebroken schelpen. We noemen het ook wel mergel.

In de rotsen uit de late krijt-periode zijn fossielen gevonden van buideldragende zoogdieren. Waarschijnlijk ontwikkelden zich de levendbarende zoogdieren zich ook rond deze periode. Dit waren kleine, insecten-etende zoogdieren met scherpe tanden.
De reptielen, die inmiddels al meer dan 100 miljoen jaar het land, de zee en de lucht beheersten begonnen tegen het einde van het krijt-tijdperk uit te sterven. Waarschijnlijk waren ze niet bestand tegen de klimaatsveranderingen van die tijd.
Het Tertiaire tijdperk, dat 70 miljoen jaar geleden begon wordt vooral gekenmerkt door de grote verandering in het dierenleven. De koudbloedige reptielen lieten het land over aan warmbloedige zoogdieren en vogels. Ook de ammonieten uit de jura- en krijt-periode waren opeens geheel uitgestorven.
Vooral de zoogdieren konden zich goed aan de nieuwe omstandigheden aanpassen. De kenmerken van zoogdieren zijn hun beharing, warmbloedigheid en de mogelijkheid hun jongen met melk te voeden.
Toen de dinosaurussen verdwenen konden de zoogdieren zich verspreiden en er ontstonden vele soorten. Waren de eerste zoogdieren alleen insekten-eters, later ontwikkelden zich ook planten- en vleesetende zoogdieren. In de loop van de tijd werden de dieren steeds meer zoals ze nu zijn.
De buideldragende zoogdieren waren nog niet zo ver ontwikkelt als de levenbarende zoogdieren en in de meeste delen van de wereld verdwenen ze dan ook weer. Alleen in Australië konden de buideldieren zich verbreiden en ontwikkelden zich vele soorten. Dit kwam doordat het Australische vasteland van de rest werd afgescheiden voordat de levendbarende zoogdieren er zich verspreidden. Ook in Zuid-Amerika kwamen buideldragende zoogdieren voor totdat het vasteland weer werd verbonden met Noord-Amerika. Toen namen veel levendbarende soorten de plaats in van de buideldieren.
De andere gebieden van de wereld werden in dit tijdperk beheerst door de levendbarende zoogdieren.
De andere gebieden van de wereld werden beheerst door levendbarende zoogdieren.
Ook namen het aantal weekdierachtige slakken en twee-kleppige schelpdieren flink toe. In rotsen uit deze periode worden fossielen gevonden van soorten die ook nu nog leven.
Het klimaat was warm en op het land groeiden weelderige wouden. Zelfs in het noorden was het warm, ook hier zijn fossiele planten gevonden.
Geleidelijk werd het aan het einde van het tertiaire tijdperk steeds kouder.