Nieuwe Steentijd
Boeren.
5300 v. Christus tot 2100 voor Christus.
Bandkeramiekers.
5300v. Chr. tot 4800 v Chr.

In deze periode leerde de mens omgaan met planten en dieren. Hij was niet alleen meer jager-verzamelaar, maar ook akkerbouwer en veeteler.
Rond 6000 v. Chr. leerden de eerste mensen in Midden-Europa hoe ze land moesten verbouwen. Hun bevolking groeide snel en al snel kwamen zij naar Limburg. De eerste van deze boeren kwamen hier omstreeks 5300 v. Chr.
Deze mensen stonden bekend om de mooie versieringen die zij maakten op hun aardewerk. Potten en vazen die zij gemaakt hadden, versieren zij met prachtige bandversieringen. Hierdoor komen zij dus ook aan hun naam; Bandkeramiekers.

bandkeramiek

Graan en vlees.
Het voedsel van de Bandkeramiekers was voor tweederde deel plantaardig (groente, vruchten, enz) en bestond voor eenderde deel uit vlees.
De mensen hadden per dag ongeveer een halve kilo graan per persoon nodig om te overleven. Een dorp met 50 inwoners had per jaar dus ruim 9000 kilo graan nodig.
50 x halve kilo = 25 kilo per dag.
365 dagen in 1 jaar, dus:
365 x 25 - 9125 kilo per jaar.

Een hectare grond kon ongeveer 1000 kilo emmer of eenkoorn opleveren. Hiervan werd eenvijfde deel weer gezaaid op het land en viervijfde deel werd opgegeten.
Per hectare werd dus ongeveer 800 gram van het gezaaide product opgegeten.

bandkeramiekbooerderijHet dorp
Voor het leven in een dorp waren drie dingen heel belangrijk: bos, vruchtbare grond (löss) en water. Veel van de dorpen van de Bandkeramiekers lagen dan ook aan de rand van lössgronden, naast een beekdal.
In het beekdal groeide eetbare planten en leefde wild. De beek zorgde voor drink- en waswater, maar ook voor de visvangst. En de grond zorgde voor de landbouw.bandk nederzetting

Een dorp bleef soms een paar honderd jaar bestaan.
Elsloo, de grootste en best onderzochte plaats in Limburg, was 400 jaar bewoond!!!
De meeste dorpen bestonden uit 2 tot 5 boerderijen.
De gezinnen bestonden ongeveer uit 3 tot 5 volwassenen, met daarbij een stel kinderen. Meestal waren ze niet groter dan 10 mensen.

Gereedschappen en aardewerk.
Omdat er in deze tijd veel hou moest worden gekapt, bijvoorbeeld voor het bouwen van de boerderijen, werden er nieuwe werktuigen gemaakt.
De disselbijl is daar een goed voorbeeld van. De dissel werd gemaakt van harde steensoorten die men via ruilhandel in het bezit kreeg. En de steel werd gemaakt van hout.

Ook het aardewerk werd steeds mooier. De Bandkeramiekers waren erg goed in het maken hiervan. Omdat het leven op een boerderij ervoor zorgde dat er veel gekookt moest worden en veel voedsel moest worden bewaard, moest men steeds meer verschillende soorten aardewerk maken. Zoals: voorraadpotten, kookgerei en servies. Hun aardewerk was te herkennen aan de prachtig ingekraste lijnen in bandvorm, waaraan ze hun naam Bandkeramiekers danken.

Geloof.
We hebben veel graven van de Bandkeramiekers terug gevonden, waaraan we kunnen zien dat ze heel zorgvuldig met de doden om gingen.
Hier werden niet alleen begraven lijken maar ook gecremeerde lijken terug gevonden. De doden kregen veel grafgiften mee, zoals versierde potten. Vrouwen kregen verder vaak maalstenen mee (waarmee men het eten maalde) en mannen vaak wapens voor de jacht.