1. Neem het werkblad van het esdorp en schrijf er de namen van de delen bij.
  2. Wat is een esdorp?
  3. Hoe ontstond een es?
  4. Waarvoor werd een es gebruikt?
  5. Wat verbouwde men op de essen?
  6. Vertel over de gereedschappen die de mensen vroeger gebruikten bij het bewerken van de grond en het oogsten.
  7. Welke gereedschappen gebruikt men nu?
  8. Voor de plaats van een esdorp was veel water heel belangrijk. Vertel hier meer over.
  9. Waarom was een brink zo belangrijk en welke functies had het?
  10. Wat waren maten?
  11. Waar werden de maten voor gebruikt?
  12. Wat betekent het woord ’wal’?
  13. Waar dienden die houtwallen voor?
  14. In houtwallen plantten men een bepaald soort struiken. Wat was er zo bijzonder aan dat soort struiken en waarom werden juist die gebruikt?
  15. Noem een aantal struiken die in de houtwallen groeiden. Waarvoor werden de verschillende struiken, delen van struiken of de vruchten van die struiken gebruikt?
  16. Zoek plaatjes van die struiken.
  17. (niet verplicht) De allereerste boerderijen waren heel primitief, ze moesten ook vaak de boerderij weer ergens anders opbouwen. Een “Los Hoes” is daar een voorbeeld van. Probeer het skelet van een dergelijke boerderij na te maken.
  18. Maak je eigen stiepelteken. Misschien kan je dit met de figuurzaag uitzagen.